Om een paard zonder hoefijzers en zonder extra hoefbescherming comfortabel over verschillende ondergronden te laten lopen, zijn een aantal factoren belangrijk. De belangrijkste aandachtspunten zijn een goede hoefgezondheid, passende huisvesting en voldoende tijd om het paard te laten wennen. Toch is niet ieder paard hier direct of zelfs ooit toe in staat.
Blote hoeven waar mogelijk, hoefbescherming waar nodig
Of een paard tijdelijke hoefbescherming nodig heeft, hangt af van verschillende factoren. Denk aan:
Niet elk paard kan en moet op elke ondergrond altijd evengoed lopen.
Lang niet ieder paard kan op blote hoeven over elke ondergrond lopen zonder gevoeligheid of voorzichtigheid te tonen. Dit geldt zeker als de leefomstandigheden en trainingsomstandigheden sterk van elkaar verschillen, of als het paard minder gezonde hoeven heeft door bijvoorbeeld pathologieën. Tijdelijke hoefbescherming kan dan een waardevol hulpmiddel zijn om het paard comfortabel te laten bewegen.
Hoewel blote hoeven functioneel vaak de meest effectieve en gezonde keuze zijn, zijn er situaties waarin hoefbescherming nodig is. Bijvoorbeeld bij:
Bij dergelijke situaties draait het om het vinden van een balans tussen comfort en functionaliteit. Oncomfortabel lopen heeft namelijk ook impact op de functionaliteit van de hoeven en het lichaam, zoals op schokdemping, bloedsomloop en het natuurlijke afwikkelingspatroon.
Wanneer hoefbescherming, zoals hoefschoenen, tijdelijk wordt gebruikt, is de vermindering in functionaliteit vaak een goed compromis voor het verhoogde comfort. Bij langdurige problemen, zoals hoefbevangenheid, is passende hoefbescherming essentieel. Dit ondersteunt niet alleen de hoeven maar bevordert ook het herstel van het hele paard.
Een van de meest effectieve vormen van hoefbescherming zijn hoefschoenen. Deze bieden veel voordelen en worden steeds populairder. Dankzij technologische ontwikkelingen passen hoefschoenen beter, zijn ze geschikt voor meer disciplines en bieden ze optimaal comfort zonder de natuurlijke functionaliteit van de hoeven onnodig te beperken.
Hoefschoenen zijn geschikt voor verschillende toepassingen, waaronder:
Een belangrijk voordeel van hoefschoenen is dat ze alleen gedragen hoeven te worden als dat nodig is. De rest van de dag kunnen de hoeven onbedekt blijven, waardoor ze fysiologisch correct kunnen functioneren (mits de hoefverzorging goed is). Bij ernstige hoefproblemen hebben hoefschoenen het extra voordeel dat de hoeven door zowel de hoefverzorger als de eigenaar eenvoudig behandeld en bekapt kunnen worden. Dit is bij permanente hoefbescherming vaak niet mogelijk.
Het succes van hoefschoenen valt of staat met de pasvorm. Daarom meet ik hoefschoenen altijd individueel aan. Hierbij kijk ik naar:
Veel problemen met hoefschoenen ontstaan door een slechte pasvorm of verkeerde keuze van model en maat. Hoefschoenen zijn echter niet voor elke situatie geschikt en hebben ook hun beperkingen.
Wanneer langdurige hoefbescherming nodig is en hoefschoenen geen optie zijn, werk ik graag met permanent gelijmde kunststof hoefbescherming. Deze technologie is sterk in ontwikkeling. Denk aan 3D Blue print hoefbeslag en innovaties van hoefschoenenproducenten.
Permanent gelijmde hoefbescherming biedt in specifieke situaties een uitstekende oplossing voor paard en ruiter. Hoewel ik dit type bescherming zie als laatste redmiddel, ben ik blij dat deze optie beschikbaar is voor de gevallen waarin het echt nodig is.
Beweging is essentieel voor de gezondheid van je paard. Wist je dat een paard in de natuur dagelijks 15 tot 20 kilometer zou lopen? Helaas krijgen veel paarden in onze moderne paardenhouderij deze beweging niet, wat kan bijdragen aan ernstige gezondheidsproblemen zoals hoefbevangenheid.
Voor een goede gezondheid is beweging essentieel. Een paard hoort dan ook circa 15 tot 20 kilometer per dag te lopen.
Hoefbevangenheid bij paarden en pony’s is een van de meest gevreesde aandoeningen. Na koliek is het zelfs de nummer twee doodsoorzaak. Bij hoefbevangenheid ontstaat er een ontsteking in de hoeven, die pijn veroorzaakt door zwelling tussen de hoefcapsule en het hoefbeen.
De lamellen – de verbinding tussen de hoefcapsule en het hoefbeen – verzwakken en kunnen oprekken of zelfs loslaten. Dit leidt tot hevige pijn en bewegingsproblemen.
De oorzaken van hoefbevangenheid zijn divers en vaak multifactorieel. De wetenschap is er ook nog steeds niet helemaal over uit wat precies in het lichaam en specifiek in de hoeven gebeurd voor en tijdens een hoefbevangen periode. Feit is dat hoefbevangenheid gedurende de laatste decennia beduidend is toegenomen, wat ermee te maken heeft dat veel paarden suboptimaal gehuisvest worden. Denk hierbij vooral aan de juiste hoefverzorging, de juiste beweging in de juiste hoeveelheden – 15 tot 20 kilometer op een dag – en uiteraard de juiste voeding.
Omdat de oorzaken en triggers zeer divers zijn en de wetenschap, dierenartsen en hoefsmeden/-verzorgers tegenstrijdige en onduidelijke resultaten behalen, is de behandeling en het management van hoefbevangen paarden tenminste net zo divers en tegenstrijdig. Het paard en ook zijn eigenaar zijn hier de dupe van, wat tot verkeerde beslissingen kan leiden.
Ook al zien wij in de afgelopen jaren een positieve ontwikkeling in het management van hoefbevangen paarden, en vooral het voorkomen hiervan, raken jaarlijks nog steeds duizenden paarden (opnieuw) bevangen.
Mijn persoonlijke ervaring en mening is dat de ontbrekende beweging op vaak niet helemaal gezonde hoeven een groot euvel is. Veel wordt en werd geschreven over voeding in relatie tot hoefbevangenheid en deze speelt zeker een hele belangrijke rol! Over voeding zal ik in deze blog dan ook niet al te veel ingaan.
Wel wil ik graag een tegenhanger geven. Als onze paarden meer zouden bewegen, zouden de voeding en het eraan gekoppelde overgewicht en problemen met de stofwisseling, wat dan wederom een hoefbevangenheid kan triggeren, namelijk niet eens een groot probleem hoeven te worden.
Wat ik vaak zie is dat in de strijd tegen overgewicht en hoefbevangenheid de voeding sterk wordt beperkt (wat op zich al tot problemen kan leiden). In plaats daarvan kunnen we meer kijken naar hoe wij onze paarden meer beweging kunnen geven. Zoals net al geschreven hoort een paard makkelijk 15 tot 20 kilometer per dag te moeten lopen. Voor deze hoeveelheid beweging is het paard gemaakt en op die manier wordt het voer ook goed opgenomen en verwerkt, waardoor overgewicht en een ontspoorde stofwisseling minder kans krijgen en hierdoor dus ook een hoefbevangenheid minder kans krijgt.
Om deze hoeveelheid beweging voor elkaar te kunnen krijgen moeten wij echter onze praktijken van paardenhouderij structureel overdenken. Paarden in stallen of kleine paddocks krijgen zeker niet deze hoognodige beweging en ook het dagelijkse trainen kan hiervoor doorgaans niet compenseren. Wij moeten onze paarden meer ruimte en de mogelijkheid tot vrije beweging geven.
Beweging is de sleutel tot herstel en het voorkomen van veel gezondheidsgerelateerde problemen, waarvan hoefbevangenheid er een is. Niet elk paard dat hoefbevangen raakt is trouwens te dik en heeft problemen met de stofwisseling, maar het overgrote deel wel en hier kunnen wij als paardeneigenaren, staleigenaren en professionals wel degelijk iets aan doen!
Een ander punt van aandacht is de hoefgezondheid. Veel paarden die hoefbevangen raken hebben onderliggende langdurige problemen met hun hoefgezondheid. De hoeven zijn over de jaren heen overbelast geraakt. Dit kan bijvoorbeeld te maken hebben met en verkeerde hoefvorm en hoefbalans. Als dan overgewicht en een ontspoorde stofwisseling er bovenop komen kan het lichaam en specifiek te hoeven het niet meer aan en stort het hele systeem als een kaartenhuis in elkaar.
Waar beweging dus een belangrijke rol in het voorkomen van problemen zoals hoefbevangenheid speelt, geldt hetzelfde voor een goede hoefgezondheid. Als wij dus ervoor zorgen dat het paard met comfortabele hoeven veel kilometers maakt kunnen wij veel problemen voorkomen. Niet altijd, maar vaker wel dan niet! En voorkomen is per definitie beter dan genezen.
Om dan toch nog even een klein stukje over voeding te schrijven. Als wij toch al bezig zijn om onze hedendaagse praktijken van paardenhouderij te overdenken zou het verstandig zijn om bij het paard passend (ruw)voer te voeren. Zorg voor goed hooi en laat het testen op suikergehaltes. Ruwvoer met lage suikergehaltes is voor paarden die makkelijk dik worden het betere voer, zeker in combinatie met veel beweging. Veel beweging betekent dat het paard meer voer (met weinig suikers) kan eten, wat wederom enorm belangrijk is voor de spijsvertering en de algehele gezondheid!
Als je deze drie basisregels volgt maak je een aanzienlijke grotere kans om je paard gezond en fit te houden.
Zie je door het bos de bomen niet meer? Neem dan contact met mij op
In deze blog leg ik uit waarom regelmatig bekappen van je paard zo belangrijk is en wat het verschil is tussen uitgroei en vergroei. De juiste bekapinterval kan per paard verschillen. Van alle paarden die ik natuurlijk bekap, staan de meeste op een interval van 5 weken. Sommige hoeven vragen intensieve hoefrevalidatie en worden daarom om de 2 tot 3 weken bekapt. Andere paarden hebben genoeg aan een interval van 6 weken. Regelmatig de hoeven bekappen is essentieel voor gezonde hoeven en een goed bewegingspatroon.
Wij zijn vaak gewend dat de smid om de 8 tot 10 weken komt, ik hoor soms zelfs nog verhalen dat paarden maar 2 keer per jaar naar de smid hoeven, zeker bij shetlanders gebeurt dit best vaak. Vaak gehoorde redenen hiervoor zijn: Het is niet nodig of de hoeven groeien heel langzaam.
Zeker bij de tweede stelling gaan bij mij de alarmbellen af. Een paard met ‘geen’ hoefgroei is gunstig wat betreft kostenbesparing op de smid, maar een zeer trage hoefgroei is gewoonweg niet gezond!
Een paard met goed functionerende hoeven, voldoende beweging en goed voer, groeit makkelijk 1 centimeter hoefwand en een paar millimeter zool per maand. Als een paard aanzienlijk minder hoefgroei heeft is dit doorgaans een teken dat er in de stofwisseling en/of doorbloeding van onderbeen en hoef iets niet helemaal klopt! Trage hoefgroei zou dus een reden moeten zijn om wat verder naar de gezondheid van je paard te gaan kijken.
Afhankelijk van de hoefgezondheid en huisvesting kan er wat variatie zijn in de hoefgroei, slijtage en dus ook in de bekapintervallen. Echter, ik kom weinig plekken en paarden tegen waar voldoende en juiste slijtage voorkomt, waardoor bekapintervallen daadwerkelijk uitgesteld kunnen worden. Uit ervaring kan ik zeggen dat 6 weken tussen bekapbeurten echt de maximale grens is, voordat er in plaats van uitgroei vergroei van het hoorn optreedt. Om eerlijk te zijn, zijn 5-6 weken voor veel paarden – vooral in de zomermaanden – al te lang en is het meer een compromis voor de eigenaar.
Uitgroei betekent dat het hoorn in zijn geheel wat groeit, maar de hoef verder in balans groeit en slijt. Tijdens het bekappen is er dan ook niet veel meer nodig om het uitgegroeide hoorn weer op de juiste plek in te korten. Zodra er echter sprake is van vergroei ontstaan er scheefheden, disbalansen, drukpunten en letterlijk vergroeiingen van het hoorn waardoor het de verkeerde kant op groeit. In dit geval moet er doorgaans dan meer ‘gecorrigeerd’ worden om het vergroeide hoorn weer op de juiste plek terug te krijgen. Dit betekend in de praktijk vaak meer inkorten dan wat wenselijk is. Dit is te voorkomen doormiddel van de intervallen terug te schroeven zodat we de vergroeiing voor zijn.
Paarden met ernstige hoefproblemen hebben nog kortere intervallen tussen het bekappen nodig. Korte intervallen tijdens een hoefrevalidatietraject maken het mogelijk om de hoef sneller weer de goede kant op te sturen en de situatie sneller te stabiliseren.
Bovendien is het voor mij als hoefdeskundige belangrijk om de hoeven tijdens een dergelijk intensief traject goed te kunnen monitoren en erop in te kunnen spelen. Een hoef is zeer veranderlijk, en dat kan positief maar ook negatief uitpakken. Daarom is het belangrijk om de hoef en het gehele paard in een periode van ziekte goed te ondersteunen.
Wil je meer weten over een mogelijk hoefrevalidatietraject? Lees dan hier verder.
Wat is het belang van een goede hoefontwikkeling vanaf veulen af aan? Daar wil ik het graag over hebben. In mijn praktijk als hoefverzorger kom ik dagelijks verschillende hoeven met uiteenlopende hoefcondities tegen. De realiteit is dat veel paarden met hoefproblemen rondlopen, de een meer dan de ander.
Het probleem is dat in talrijke gevallen de hoeven vanaf veulen af aan onvoldoende de kans krijgen om zich op een gezonde en functionele manier te ontwikkelen. Veel van de alledaagse hoefproblemen, denk hierbij bijvoorbeeld aan smalle, samengeknepen hoeven, ondergeschoven verzenen, slecht ontwikkelde straalkussens en diverse disbalansen, ontstaan regelmatig in de basis al op jonge leeftijd. Op latere leeftijd manifesteren zich deze condities dan waardoor beperkingen in de beweging en andere problemen in het paardenlichaam ontstaan.
Een gezonde hoef, is een hoef die functioneel is, vrij van pathologieën/afwijkingen en het paard comfort geeft. Dusdanig gezonde hoeven zijn er echter niet in overvloed, probleemhoeven helaas wel. Een aantal van deze hoefproblemen kunnen door een goede hoefverzorging en -revalidatie weer hersteld worden en andere niet of alleen maar tot op zekere hoogte.
De 4 meest belangrijke functies van een gezonde paardenhoef:
Wij moeten ons dan logischerwijze afvragen hoe het kan dat bepaalde hoefproblemen al op jonge leeftijd ontstaan, waardoor de essentiële functies van de hoef in bedwang komen.
Ik ben van mening dat een aanzienlijk percentage van deze problemen voorkomen zou kunnen worden als meer aandacht aan een goede hoefontwikkeling op jonge leeftijd besteed zou worden. Er kan gesteld worden dat een groot deel van de veulens niet optimaal opgroeit, wat de hoefontwikkeling niet ten goede komt. De praktijk is dat deze veulens vanaf de geboorte op veel te zachte ondergronden lopen en te weinig beweging krijgen, of te wel te veel stil staan. Bovendien wordt er te laat begonnen wordt om de hoeven van veulens op een juiste manier en met voldoende regelmaat te bekappen.
De hoef wordt in deze eerste levensweken en levensjaren voor de toekomst gevormd. Zo zijn bijvoorbeeld bij de geboorte van een veulen de hoefbeentjes van de voor- en achterhoeven vrijwel identiek, maar binnen de eerste weken veranderen de hoefbeentjes van de achterhoeven vanwege het bewegingspatroon van vorm. Een veulenhoef is pas na ongeveer drie jaar qua afmetingen aan de buitenkant volgroeid en de hoefbeentakken aan de binnenkant, beginnen pas vanaf een jaar of drie uit te groeien en te verstevigen.
Een veulen wordt dan ook per definitie geboren met e en smalle/nauwe hoef. De hoeven hebben tegendruk van de ondergronden en veel beweging op harde ondergronden nodig om zich te kunnen spreiden. Groeit en blijft een veulenhoef in deze tijd te nauw, dan zijn de kansen groot dat dit op latere leeftijd problemen oplevert.
De interne hoefstructuren raken continu in de knel en kunnen niet tot hun vol potentieel ontwikkelen. Dit soort problemen kunnen later dan nog moeilijk volledig hersteld worden.
Paarden horen dagelijks meerdere kilometers (in het ideale geval ergens tussen de 15-20 kilometers) over verschillende en soms uitdagende en oneven ondergronden te lopen. Veulens die ‘in het wild’ geboren worden en opgroeien moeten vanaf begin af aan met de kudde meelopen. De hoeven, maar ook pezen, banden en spieren krijgen dus vanaf dag één het juiste training en er ontstaat meteen gewenning voor deze verschillende ondergronden. Als veulens vanaf begin af aan 24/7 op verschillende en dus ook hardere en oneven ondergronden lopen zijn er op latere leeftijd ook minder problemen met gevoeligheid tijdens het rijden. Ook is de kans op blessures van banden en pezen kleiner.
Wat er echter in de praktijk gebeurt is dat onze paarden in een vrij zachte leefomgeving (zoals een weiland of zandpaddock) opgroeien en uiterlijk vanaf het najaar in veel gevallen dan ook nog voor grote delen van de dag zo goed als stil staan op stal met zachte bodembedekking.
Zachte omstandigheden zijn voor een goede hoefontwikkeling niet afdoende. Er mist de tegendruk van hardere ondergronden en vooral ook de regelmatige en constante beweging over zulke geschikte ondergronden. De veulenhoeven kunnen zich hierdoor onvoldoende spreiden en op de juiste manier uitgroeien en tot een stevige en functionele hoef ontwikkelen. In een positief geval komen ze op een gegeven moment naar de opfok, alhoewel ook daar de ondergronden vaak uitsluitend weilanden zijn. Het voordeel van de meeste opfokplekken is wel dat de veulens vaak veel ruimte ter beschikking hebben en dus wel veel en constant kunnen lopen.
Hoe beter de leefomstandigheden van paarden zijn hoe minder belangrijk de hoefverzorging wordt. Echter bestaan er in Nederland weinig plekken waar de leefomstandigheden dusdanig optimaal zijn dat hoefverzorging niet meer of alleen nog maar sporadisch nodig is. In de praktijk gaan (het streven naar) een goede leefomgeving en een goede hoefverzorging hand in hand.
Een paard hoort zijn volledige hoef evenwichtig te belasten. Als een paard dit doet staat het met zijn pijpbenen verticaal recht ten opzichte van de grond. Pas dan kan een paard ontspannen, dus zonder grote spierspanning, staan en rusten. Als paarden drukpunten onder de hoeven of disbalansen hebben heeft het paard de mogelijkheid om door zijn stand deze druk of disbalans tot op zekere hoogte te ontwijken of in ieder geval te ontlasten.
Dit doet een paard onder andere door met zowel de voorbenen als ook de achterbenen onder het lichaam te gaan staan. Vooral de voorbenen staan in zulke gevallen vaak zeer onderstandig. Deze compensatiehouding heeft op den duur negatieve gevolgen voor de rest van het paardenlichaam.
Veulens hebben doorgaans door hun jonge leeftijd en vooral bij goede omstandigheden nog niet zulke drukpunten of disbalansen waardoor deze met rechte pijpbenen staan.
Als er echter vanaf begin af aan niet nauwkeurig op de juiste hoefontwikkeling wordt gelet, om juist drukpunten en disbalansen te voorkomen, zullen paarden relatief snel deze compensatie-houdingen aannemen.
Naast een goede leefomgeving is het dan ook belangrijk uiterlijk binnen de eerste drie levensmaanden te beginnen veulens te bekappen en dit met grote regelmaat. Veulens om de 4-5 weken bekappen is zeker geen overbodige luxe, maar vooral een investering voor de toekomst van het paard. Ook kan er op die manier tijdig worden ingespeeld op eventuele problemen met de hoefstand of scheefheden. Hou er wel rekening mee dat veulens een korte concentratieboog hebben. Bereid jouw veulen dan ook meteen vanaf de eerste levensdagen op een speelse manier voor op het hoeven geven en zorg ervoor dat het bekappen in een rustige en ontspannen sfeer verloopt.
Ook bij ernstige deformaties kan gesteld worden dat de eerste weken na de geboorte essentieel zijn om veel beweging over harde ondergronden te geven. In de eerste 1,5-2 weken manifesteert zich namelijk de spier- en peesspanning en kunnen bepaalde problemen snel wegtrekken (let wel! Uiteraard geldt dit niet voor alle deformaties. Consulteer bij afwijkingen zo spoedig mogelijk een dierenarts én hoefdeskundige).
Als veulens met zulke deformaties echter uit ‘voorzorg’ stil worden gezet, gebeurt precies het tegenovergestelde en zullen de pezen en spieren zich dus op de verkeerde spanning instellen en worden de problemen alleen maar erger.
Hoefbevangenheid vraagt om een proactieve houding van alle betrokkenen. Hoefbevangenheid, ofwel degeneratieve (ontstekings)processen in de hoef, is in de meeste gevallen een multifactoriële aandoening. Dit betekent dat in het overgrote deel van de gevallen dat een paard hoefbevangen is geraakt, meerdere factoren eraan bijgedragen hebben.
Om hoefbevangenheid weer onder controle te krijgen en het paard hiervan te laten herstellen, vraagt daarom ook om een multifactoriële aanpak. Helaas is het niet zo dat wij hoefbekappers, hoefsmeden en dierenartsen een toverstaaf hebben, en het probleem eenvoudig opgelost kan worden door de hoeven van het paard te bekappen en te behandelen. Was het maar zo makkelijk.
Hoewel een doelgerichte hoefverzorging en gepaste behandeling van hoefbevangenheid essentieel zijn voor een goed herstel, zijn er andere factoren die minstens net zo belangrijk zijn – zo niet belangrijker. De leefomgeving van het zieke paard moet ‘on the spot’ zijn. Dit houdt in dat de huisvesting het genezingsproces moet ondersteunen en zeker niet in de weg moet zitten. Te vaak is dit echter niet het geval.
Om het concreet te maken betekent dit dat veel paarden die bevangen raken, een ontspoorde stofwisseling hebben. Dit soort paarden doen het doorgaans niet goed op grasweilanden, maar dit betekent niet dat het paard vervolgens op een kleine zand- of blubberpaddock moet staan of in een stal moet wegkwijnen. Dit is geen omgeving waar een paard van een zware ziekte oprecht kan herstellen!
Het is een uitdaging om een goede leef- en geneesomgeving te creëren, maar als we dit niet voor elkaar krijgen, is het dweilen met de kraan open. Een goede geneesomgeving houdt in dat het paard schoon en droog kan staan en waar nodig kan liggen. Het betekent ook dat het paard in al zijn behoeften wordt voorzien. Dat wil zeggen dat er contact met soortgenoten is, het paard een groot deel van de dag kan doorbrengen met eetgedrag, en het paard naar eigen behoefte kan bewegen! Beweging is de sleutel tot herstel.
Afhankelijk van de fase waarin het paard verkeert, zal het paard ook baat hebben bij extra bewegingsprikkels in de leefomgeving en erbuiten. Elke stap die het paard neemt, is een stap richting herstel.
Hoefbevangenheid vraagt veel van de eigenaar en betrokken professionals. Het grootste deel van de inspanning moet echter van de eigenaar zelf komen. Men dient zich ervan bewust te zijn dat hoefbevangen paarden intensive care-patiënten zijn. Dagelijkse zorg en aandacht zijn nodig, soms gedurende een aantal maanden.
Bij hoefbevangenheid is het letterlijk nu of nooit. Stappen moeten direct ondernomen worden om ervoor te zorgen dat het paard goed door de hoefbevangenheid heen komt. Dat klinkt voor sommigen hard, maar dit is de realiteit. Te veel paarden redden het niet, of het duurt heel lang voordat ze van een bevangenheid herstellen. Paarden kunnen zelfs van de zwaarste hoefbevangenheid herstellen, mits de diverse factoren kloppen en de juiste behandeling en leefomgeving aanwezig zijn. Een goede huisvesting en leefomgeving zijn daarbij belangrijke puzzelstukken.
Ik ben ervan overtuigd dat met de passende leefomgeving veel minder paarden ziek zouden worden en sneller en beter zouden herstellen.
Naast een goed plan van aanpak met de dierenarts, therapeut en hoefprofessional, zijn er een aantal factoren die de eigenaar zelf in handen heeft. Onderstaand een klein overzicht hiervan. Ervaring leert dat men vaak door de bomen het bos niet meer ziet en het kan helpen om iemand van buitenaf in te schakelen. Gelukkig zijn er steeds meer professionals die met de eigenaar meedenken over het aanpassen van de huidige huisvesting en de juiste voerbehoefte voor hoefbevangen paarden. Maak er gebruik van, hoe sneller, hoe beter!
Ook als je paard weer bovenop is gekomen, zul je aanpassingen in je management moeten doorvoeren of doorzetten, zodat je paard ook in de toekomst gezond blijft en niet weer in een dip belandt.
“Je paard heeft hoefschimmel!” Misschien heeft je hoefsmid of hoefbekapper deze uitspraak al eens gedaan, en dacht je bij jezelf: “Schimmel in de hoef van mijn paard, hoe kan dat?”
Helaas is schimmel in de hoef van een paard een hardnekkig probleem. Het wordt vaak white line disease bij paarden genoemd. Op het eerste gezicht lijkt het misschien geen groot probleem, maar als het niet tijdig wordt behandeld, kan het ernstige gevolgen hebben. De hoefwand verzwakt, het paard kan gevoelig gaan lopen, en in sommige gevallen kunnen er hoefzweren ontstaan.
De term white line disease paard is eigenlijk niet volledig correct. Het gaat om een symbiose van bacteriën en schimmelsporen die samen de hoef infecteren. Dit maakt de aandoening lastig te behandelen, omdat de samenstelling van bacteriën en schimmels per paard en situatie kan verschillen.
Deze micro-organismen zitten overal in de omgeving van het paard, vooral in natte, warme en slecht geventileerde omstandigheden. Denk hierbij aan modderige paddocks of vieze stalvloeren. Een verzwakt immuunsysteem speelt ook een belangrijke rol bij het ontstaan van witte lijn ziekte bij paarden.
Belangrijk om te weten is dat deze aandoening zich niet alleen beperkt tot de witte lijn van de hoef, maar vaak dieper in de hoefwand doordringt.
Hoefschimmel bij paarden werkt anders dan bijvoorbeeld rotstraal. Het geeft geen karakteristieke geur, maar is juist subtiel. Vaak wordt het pas opgemerkt door een hoefsmid of bekapper.
Typerende kenmerken van schimmel in de hoef van een paard zijn:
Deze plekken moeten worden opengesneden, zodat er zuurstof bij kan komen. Dit voorkomt dat vuil zich ophoopt en maakt het makkelijker om de hoef te behandelen. De behandeling duurt vaak enkele weken tot maanden en vraagt om consistentie.
Hieronder staan enkele praktische tips om schimmel in de hoef van je paard te behandelen en te voorkomen:
Het behandelen van schimmel in de hoeven van een paard vraagt om consistentie en toewijding. Besteed dagelijks een paar minuten aan hoefverzorging. Met geduld en een goede aanpak kun je de hoefgezondheid van je paard herstellen en toekomstige problemen voorkomen.
Zuid Gelderland & Noord Limburg:
O.a. Ven-Zelderheide – Gennep – Milsbeek – Groesbeek – Berg en Dal – Malden – Overasselt – Afferden – Heijen – Bergen – en omgeving
Ven-Zelderheide voor consulten met jouw paard op locatie bij mij
Copyright All rights reserved @2025