Blote hoeven waar mogelijk, hoefbescherming waar nodig
Om een paard op blote voeten ten alle tijden zonder extra hoefbescherming over verschillende ondergronden te kunnen laten lopen zijn een aantal dingen van groot belang. De voor mij belangrijkste punten van aandacht hierbij zijn een goede hoefgezondheid, desbetreffende huisvesting en tijd om het paard eraan te kunnen laten wennen. Echter zal lang niet ieder paard hiertoe (onmiddellijk) in staat zijn!
Of een paard wel of niet tijdelijke hoefbescherming nodig heeft hangt van veel verschillende factoren af, zoals de conditie/geschiedenis van de hoeven en het gehele paard, de huisvesting en op welke manier het paard gebruikt wordt.
Ik ben van mening dat lang niet ieder paard ten alle tijden over elke ondergrond op blote voeten zonder ‘gevoeligheid’ of beter gezegd voorzichtigheid zou moeten kunnen lopen, zeker niet als de omstandigheden in welke het paard leeft en de omstandigheden in welke het paard getraind wordt te ver uit elkaar liggen en/of het paard minder gezonde hoeven (pathologieën) vertoond. (Tijdelijke) hoefbescherming kan dus een prima hulpmiddel zijn om het paard zo comfortabel mogelijk te laten lopen.
Het lopen op blote voeten blijft qua functionaliteit van de hoeven en ondersteuning van het gehele lichaam doorgaans de meest effectieve en de meest gezonde oplossing, echter is het soms verstandig om het paard in bepaalde situaties, zoals bijvoorbeeld hierboven genoemd, (tijdelijk) te beschermen. Het is in zulke gevallen dan afwegen tussen functionaliteit en comfort. Gaat het paard minder comfortabel lopen heeft dit ook invloed op zijn functionaliteit (denk hierbij bv. aan schokdemping, bloedsomloop en afwikkelingspatroon). Het zelfde geldt voor de rest van het lijf. Gaat het paard korter en voorzichtiger lopen vertaald zich dit direct naar bovenliggende structuren en kan het ertoe lijden dat een paard verkrampt met te veel lichaamsspanning moet lopen.
Omdat hoefbescherming, zoals bijvoorbeeld hoefschoenen, in de meeste gevallen slechts voor een relatief korte periode gebruikt wordt is de eventuele vermindering van de functionaliteit zeker een zeer goed compromis met het verhoogde comfort.
In sommige situaties, zoals bijvoorbeeld hoefbevangenheid en andere pathologieën, is het verstandig en noodzakelijk om de hoef voor een langere tijd te beschermen en te ondersteunen. Gaat het paard namelijk door pijn in zijn hoeven minder bewegen heeft dit onder andere gevolgen voor de genezing van de pathologie en uitwerkingen op het gehele lichaam. Een hoefbescherming welke de functionaliteit zo min mogelijk belemmerd en het comfort zo veel mogelijk vergroot is hierbij de gewenste oplossing.
Het soort hoefbescherming waar ik als hoefverzorger graag mee werk zijn in eerste instantie hoefschoenen. Hoefschoenen worden steeds vaker met groot succes ingezet. Gedurende de afgelopen jaren heeft er dan ook veel ontwikkeling op het gebied hoefschoenen plaats gevonden. Ze passen steeds beter, zijn voor meer disciplines geschikt en bieden het paard meer comfort zonder de functionaliteit van zijn hoeven te veel te beïnvloeden.
Hoefschoenen zijn zeer breed inzetbaar, van het gebruik tijdens het recreatieve of sportieve rijden, tot het gebruik als therapieschoen bij bijvoorbeeld hoefbevangenheid en andere hoefproblemen.
Het voor mij meest belangrijke voordeel van hoefschoenen tegenover andere hoefbescherming is dat hoefschoenen alleen dan gedragen hoeven te worden als het echt nodig is en het paard de rest van de dag op blote hoeven kan lopen en de hoeven hierdoor fysiologisch correct kunnen werken (mits de hoefverzorging correct is!). In het geval van ernstige hoefproblemen hebben hoefschoenen het grote voordeel dat de hoeven door mij en de eigenaar behandeld en bekapt kunnen worden. Dit is met permanente hoefbescherming zo goed als niet mogelijk.
Hoefschoenen worden door mij altijd individueel aangemeten. Er wordt gekeken naar het paard, zijn hoeven, de beweging en voor welke doeleinden de hoefschoenen bedoeld zijn. Veel problemen met hoefschoenen ontstaan door een niet correcte pasvorm of door een verkeerde keuze van het model en de maat. Echter zijn hoefschoenen zeker niet zaligmakend en kennen ook hoefschoenen grote beperkingen en grenzen!
In het geval dat er meer/langdurigere bescherming nodig is en hoefschoenen geen (langdurige) optie zijn werk ik graag met permanent gelijmde kunststof hoefbescherming. Ook hier is volop ontwikkeling gaande. Zo experimenteren met 3D print ‘beslag’ en kijken steeds meer bedrijven, zeker ook hoefschoenenproducenten, naar mogelijkheden omtrent permanent draagbare hoefbescherming. Permanent gelijmde kunststof hoefbescherming kan in bepaalde situaties een uitkomst zijn voor het paard en ruiter. Ik gebruik dit soort hoefbescherming graag als ‘laatste redmiddel’, maar juist voor deze situaties ben ik dankbaar dat ik van dit soort bescherming gebruik kan maken.
Het belang van niet al te lange bekapintervallen – uitgroei vs. vergroei
Van alle paarden die ik bekap staan de meeste 5 wekelijkse intervallen, een aantal intensieve hoefrevalidatie gevallen staan op intervallen van 2 tot 3 weken. En dan zijn er nog een aantal paarden die om de 6 weken worden bekapt.
Ik hoor je denken, om de 5 weken?? Wij zijn vaak gewend dat de smid om de 8 tot 10 weken komt, ik hoor soms zelfs nog verhalen dat paarden maar 2 keer per jaar naar de smid hoeven, zeker bij shetjlanders gebeurt dit nog best vaak. Het is niet nodig of de hoeven groeien heel langzaam, dit zijn vaak de redenen hiervoor. Zeker bij de tweede stelling gaan bij mij de alarmbellen af. Een paard met ‘geen’ hoefgroei is misschien gunstig wat betreft kostenbesparing op de smid, maar een paard met zeer trage hoefgroei is gewoon niet gezond!
Een paard met goed functionerende hoeven, voldoende beweging en goed voer groeit makkelijk 1 centimeter hoefwand en een paar millimeter zool per maand. Als een paard aanzienlijk minder hoefgroei heeft is dit doorgaans een teken dat er in de stofwisseling en/of doorbloeding van onderbeen en hoef iets niet helemaal klopt! Trage hoefgroei zou dus een reden moeten zijn om wat verder naar de gezondheid van je paard te gaan kijken.
Afhankelijk van vooral de hoefgezondheid en huisvesting is er wat variatie mogelijk qua groei en natuurlijk ook slijtage en dus ook in de bekapintervallen, al ken ik weinig plekken en paarden waar voldoende en juiste slijtage ontstaat waardoor bekapintervallen uitgesteld kunnen worden. Vanuit mijn ervaring kan ik zeggen dat 6 weken tussen de bekapbeurten echt de max is voordat er ipv uitgroei vergroei van het hoorn plaats vindt en om eerlijk te zijn, zijn de 5-6 weken voor veel paarden, zeker in de zomermaanden al te lang en is het meer een compromis met/voor de eigenaar.
Uitgroei betekend dat het hoorn in zijn geheel wat groeit, maar de hoef verder in balans groeit en slijt. Tijdens het bekappen is er dan ook niet veel meer nodig om het uitgegroeide hoorn weer op de juiste plek in te korten. Zodra er echter sprake is van vergroei ontstaan er scheefheden, disbalansen, drukpunten en letterlijk vergroeiingen van het hoorn waardoor het de verkeerde kant op groeit. In dit geval moet er doorgaans dan meer ‘gecorrigeerd’ worden om het vergroeide hoorn weer op de juiste plek terug te krijgen. Dit betekend in de praktijk vaak meer inkorten dan wat wenselijk is, te voorkomen doormiddel van de intervallen terug te schroeven zodat wij de vergroeiing voor zijn.
Paarden met ernstige hoefproblemen hebben nog kortere intervallen tussen de hoefbehandelingen nodig. Korte intervallen tijdens een hoefrevalidatietraject maken het mogelijk om de hoef sneller weer de goede kant op te sturen en de situatie sneller te stabiliseren. Bovendien is het voor mij als hoefdeskundige belangrijk om de hoeven tijdens een dergelijk intensief traject goed te kunnen monitoren en erop in te kunnen spelen. Een hoef is zeer veranderlijk, en dat kan positief maar ook negatief uitpakken en daarom is het belangrijk om de hoef en het gehele paard in een periode van ziekte goed te ondersteunen.
Wil je meer weten over een mogelijk hoefrevalidatietraject? Lees dan hier verder.
Het belang van een goede hoefontwikkeling vanaf veulen af aan
In mijn praktijk als hoefverzorger kom ik dagelijks verschillende hoeven met uiteenlopende hoefcondities tegen. De realiteit is dat veel paarden met hoefproblemen rondlopen, de een meer dan de ander.
Het probleem is dat in talrijke gevallen de hoeven vanaf veulen af aan onvoldoende de kans krijgen om zich op een gezonde en functionele manier te ontwikkelen. Veel van de alledaagse hoefproblemen, denk hierbij bijvoorbeeld aan smalle, samengeknepen hoeven, ondergeschoven verzenen, slecht ontwikkelde straalkussens en diverse disbalansen, ontstaan regelmatig in de basis al op jonge leeftijd. Op latere leeftijd manifesteren zich deze condities dan waardoor beperkingen in de beweging en andere problemen in het paardenlichaam ontstaan.
Een gezonde hoef, is een hoef die functioneel is, vrij van pathologieën/afwijkingen en het paard comfort geeft. Dusdanig gezonde hoeven zijn er echter niet in overvloed, probleemhoeven helaas wel. Een aantal van deze hoefproblemen kunnen door een goede hoefverzorging en -revalidatie weer hersteld worden en andere niet of alleen maar tot op zekere hoogte.
Wij moeten ons dan logischerwijze afvragen hoe het kan dat bepaalde hoefproblemen al op jonge leeftijd ontstaan, waardoor de essentiële functies van de hoef in bedwang komen.
Ik ben van mening dat een aanzienlijk percentage van deze problemen voorkomen zou kunnen worden als meer aandacht aan een goede hoefontwikkeling op jonge leeftijd besteed zou worden. Er kan gesteld worden dat een groot deel van de veulens niet optimaal opgroeit, wat de hoefontwikkeling niet ten goede komt. De praktijk is dat deze veulens vanaf de geboorte op veel te zachte ondergronden lopen en te weinig beweging krijgen, of te wel te veel stil staan. Bovendien wordt er te laat begonnen wordt om de hoeven van veulens op een juiste manier en met voldoende regelmaat te bekappen.
De hoef wordt in deze eerste levensweken en levensjaren voor de toekomst gevormd. Zo zijn bijvoorbeeld bij de geboorte van een veulen de hoefbeentjes van de voor- en achterhoeven vrijwel identiek, maar binnen de eerste weken veranderen de hoefbeentjes van de achterhoeven vanwege het bewegingspatroon van vorm. Een veulenhoef is pas na ongeveer drie jaar qua afmetingen aan de buitenkant volgroeid en de hoefbeentakken aan de binnenkant, beginnen pas vanaf een jaar of drie uit te groeien en te verstevigen.
Een veulen wordt dan ook per definitie geboren met e en smalle/nauwe hoef. De hoeven hebben tegendruk van de ondergronden en veel beweging op harde ondergronden nodig om zich te kunnen spreiden. Groeit en blijft een veulenhoef in deze tijd te nauw, dan zijn de kansen groot dat dit op latere leeftijd problemen oplevert.
De interne hoefstructuren raken continu in de knel en kunnen niet tot hun vol potentieel ontwikkelen. Dit soort problemen kunnen later dan nog moeilijk volledig hersteld worden.
Paarden horen dagelijks meerdere kilometers (in het ideale geval ergens tussen de 15-30 kilometers) over verschillende en soms uitdagende en oneven ondergronden te lopen. Veulens die ‘in het wild’ geboren worden en opgroeien moeten vanaf begin af aan met de kudde meelopen. De hoeven, maar ook pezen, banden en spieren krijgen dus vanaf dag één het juiste training en er ontstaat meteen gewenning voor deze verschillende ondergronden. Als veulens vanaf begin af aan 24/7 op verschillende en dus ook hardere en oneven ondergronden lopen zijn er op latere leeftijd ook minder problemen met gevoeligheid tijdens het rijden. Ook is de kans op blessures van banden en pezen kleiner.
Wat er echter in de praktijk gebeurt is dat onze paarden in een vrij zachte leefomgeving (zoals een weiland of zandpaddock) opgroeien en uiterlijk vanaf het najaar in veel gevallen dan ook nog voor grote delen van de dag zo goed als stil staan op stal met zachte bodembedekking.
Deze omstandigheden zijn voor een goede hoefontwikkeling niet afdoende. Er mist de tegendruk van hardere ondergronden en vooral ook de regelmatige en constante beweging over zulke geschikte ondergronden. De veulenhoeven kunnen zich hierdoor onvoldoende spreiden en op de juiste manier uitgroeien en tot een stevige en functionele hoef ontwikkelen. In een positief geval komen ze op een gegeven moment naar de opfok, alhoewel ook daar de ondergronden vaak uitsluitend weilanden zijn. Het voordeel van de meeste opfokplekken is wel dat de veulens vaak veel ruimte ter beschikking hebben en dus wel veel en constant kunnen lopen.
Hoe beter de leefomstandigheden van paarden zijn hoe minder belangrijk de hoefverzorging wordt. Echter bestaan er in Nederland weinig plekken waar de leefomstandigheden dusdanig optimaal zijn dat hoefverzorging niet meer of alleen nog maar sporadisch nodig is. In de praktijk gaan (het streven naar) een goede leefomgeving en een goede hoefverzorging hand in hand.
Een paard hoort zijn volledige hoef evenwichtig te belasten. Als een paard dit doet staat het met zijn pijpbenen verticaal recht ten opzichte van de grond. Pas dan kan een paard ontspannen, dus zonder grote spierspanning, staan en rusten. Als paarden drukpunten onder de hoeven of disbalansen hebben heeft het paard de mogelijkheid om door zijn stand deze druk of disbalans tot op zekere hoogte te ontwijken of in ieder geval te ontlasten.
Dit doet een paard onder andere door met zowel de voorbenen als ook de achterbenen onder het lichaam te gaan staan. Vooral de voorbenen staan in zulke gevallen vaak zeer onderstandig. Deze compensatiehouding heeft op den duur negatieve gevolgen voor de rest van het paardenlichaam.
Veulens hebben doorgaans door hun jonge leeftijd en vooral bij goede omstandigheden nog niet zulke drukpunten of disbalansen waardoor deze met rechte pijpbenen staan.
Als er echter vanaf begin af aan niet nauwkeurig op de juiste hoefontwikkeling wordt gelet, om juist drukpunten en disbalansen te voorkomen, zullen paarden relatief snel deze compensatie-
houdingen aannemen.
Naast een goede leefomgeving is het dan ook belangrijk uiterlijk binnen de eerste drie levensmaanden te beginnen veulens te bekappen en dit met grote regelmaat. Veulens om de 4-5 weken bekappen is zeker geen overbodige luxe, maar vooral een investering voor de toekomst van het paard. Ook kan er op die manier tijdig worden ingespeeld op eventuele problemen met de hoefstand of scheefheden. Hou er wel rekening mee dat veulens een korte concentratieboog hebben. Bereid jouw veulen dan ook meteen vanaf de eerste levensdagen op een speelse manier voor op het hoeven geven en zorg ervoor dat het bekappen in een rustige en ontspannen sfeer verloopt.
Ook bij ernstige deformaties kan gesteld worden dat de eerste weken na de geboorte essentieel zijn om veel beweging over harde ondergronden te geven. In de eerste 1,5-2 weken manifesteert zich namelijk de spier- en peesspanning en kunnen bepaalde problemen snel wegtrekken (let wel! Uiteraard geldt dit niet voor alle deformaties. Consulteer bij afwijkingen zo spoedig mogelijk een dierenarts én hoefdeskundige).
Als veulens met zulke deformaties echter uit ‘voorzorg’ stil worden gezet, gebeurt precies het tegenovergestelde en zullen de pezen en spieren zich dus op de verkeerde spanning instellen en worden de problemen alleen maar erger.
Hoefbevangenheid vraagt om een proactieve houding van alle betrokkenen
Hoefbevangenheid, of te wel degeneratieve (ontstekings)processen in de hoef, is in de meeste gevallen een multifactoriële aandoening.
Dat wil zeggen dat in het overgrote deel van alle gevallen dat het paard hoefbevangen is geraakt meerdere factoren eraan toe bijgedragen hebben.
Om een hoefbevangenheid weer onder controle te krijgen en het paard hiervan te laten herstellen vraagt daarom ook om een multifactoriële aanpak.
Helaas is het niet zo dat wij hoefbekappers, hoefsmeden en dierenartsen een toverstaaf hebben en een paar keer de hoeven moeten bekappen en het paard behandelen en dat is het probleem opgelost. Was het maar zo makkelijk.
Alhoewel een doelgerichte hoefverzorging en gepaste behandeling essentieel is voor een goed herstel, zijn er andere factoren die op z’n minst net zo belangrijk zijn, als niet nog belangrijker. De leefomgeving van het zieke paard moet ‘on the spot’ zijn. Dat wil zeggen dat de huisvesting het genezingsproces moet ondersteunen en zeker niet in de weg moet zitten. Te vaak is het tweede echter het geval.
Om het concreet te maken betekend dit dat veel paarden die bevangen raken een ontspoorde stofwisseling hebben. Dit soort paarden doen het doorgaans niet erg goed op grasweilanden, maar even min betekend dit dat het paard vervolgens op een kleine zand- of sterker nog blubberpaddock hoort te staan of in een stal hoort weg te kwijnen. Dit is geen omgeving waar een paard van een zware ziekte oprecht kan herstellen! Het is een uitdaging om een goede leef- en geneesomgeving te creëren, maar als wij dit niet voor elkaar krijgen is het gewoon dweilen met de kraan open. Een goede geneesomgeving houdt in dat het paard schoon en droog kan staan en waar nodig kan liggen, maar een goede geneesomgeving houdt ook in dat jet paard nog steeds in al zijn behoeftes is voorzien. Dat wil zeggen dat er contact met soortgenoten is, dat het paard een groot deel van de dag kan doorbrengen met eetgedrag en dat het paard naar eigen behoefte kan bewegen! Bewegen is de sleutel tot herstel. Afhankelijk van de fase waar het paard in verkeerd zal het paard ook baat hebben bij extra bewegingsprikkels in de leefomgeving en erbuiten om. Elke stap die het paard neemt is weer een naar herstel (lees ook de blog over hoefbevangenheid en hoe beweging een onderschatte factor in het herstelproces is).
Hoefbevangenheid is dus een aandoening waar veel van de eigenaar en betrokken professionals gevraagd wordt, maar het grote deel van inspanning moet van de eigenaar zelf komen. Men dient zich ervan bewust te zijn dat hoefbevangen paarden intensive care patiënten zijn. Dagelijkse zorg en aandacht zijn nodig en dit soms gedurende een aantal maanden. Bij een bevangenheid is het letterlijk nu of nooit. Stappen moeten ondernomen worden als men wil dat het paard er goed doorheen komt en deze stappen moeten direct genomen worden. Dat klinkt voor sommigen hard, maar dit is de realiteit. Te veel paarden redden het niet of het duurt heel lang voordat ze van een bevangenheid hersteld zijn en dat terwijl paarden van zelfs de meest zware bevangenheden weer goed kunnen herstellen, mits de diverse factoren kloppen en een goede huisvestiging en leefomgeving zijn een groot puzzelstuk hiervan.
Ik ben er heilig van overtuigt dat met de passende leefomgeving veel minder paarden over het algemeen ziek zouden worden, maar dus ook veel sneller en beter zouden herstellen.
Naast een goed plan van aanpak met de dierenarts, therapeut en hoefprofessional te bespreken zijn er een aantal factoren die de eigenaar zelf in handen heeft. Onderdaan een klein overzicht hiervan. Ervaring leert dat men vaak door de bomen het bos niet meer ziet en het kan helpen om iemand van buitenaf in te schakelen. Gelukkig zijn er steeds meer professionals die met de eigenaar mee kijken als het gaat om het aanpassen van de huidige huisvesting en ook als het gaat om de juiste voerbehoefte van zieke/hoefbevangen paarden. Maak er dan ook zeker gebruik van, hoe sneller, hoe beter!
Je paard heeft schimmel in zijn hoeven!
Misschien heeft u deze uitspraak al een keer van uw hoefsmid of hoefbekapper te horen gekregen en dacht u bij uzelf, schimmel in de paardenhoef, waar heeft hij het over?
Helaas is een schimmelinfectie, ook vaak ‘white line disease’ (WLD) genoemd, een heel hardnekkige aandoening, die op het eerste oog geen problemen voor het paard geeft. Als het te lang de kans krijgt om door te groeien kan dit echter serieuze gevolgen hebben. De hoefwand wordt stukje bij beetje zwakker en het kan gebeuren dat het paard gevoeliger gaat lopen en zelf hoefzweren kan krijgen.
De benoeming schimmelinfectie is eigenlijk niet geheel correct, want in het geval van een dergelijke ‘infectie’ is er sprake van een symbiose tussen diverse bacteriestammen en schimmelsporen. Hieruit kunnen honderden als niet nog meer verschillende combinaties van bacteriën en schimmels ontstaan. Dit maakt dat ook niet elke behandeling altijd even goed aanslaat en het maakt ook dat deze infectie heel moeilijk te bestrijden is en met regelmaat ook weer terug komt. Deze kiemen zitten namelijk in de ondergrond waar het paard op staat en loopt. Kiemen zitten er altijd en overal en niet elk paard heeft er last van. Als de kiemdruk echter te groot wordt kunnen deze op een gegeven moment de hoef indringen en hier voor problemen zorgen. De bacteriën en schimmels houden van nattigheid, warmte en weinig licht en zuurstof, voorwaarden die onder de hoeven per uitsteek aanwezig zijn! Een belangrijke en niet te onderschatten rol in het ontstaan van een dergelijk hoefprobleem is het afweersysteem van het paard en deze zit wederom in het spijsverteringsstelsel.
Tevens is de naam ‘White line disease’ ook niet geheel doeltreffend, deze aandoening beperkt zich namelijk niet alleen maar op de witte lijn in de hoef, maar zit vooral graag tussen de (twee lagen) hoefwand.
Schimmel in de hoeven uit zich anders dan rotstraal niet door een kenmerkende stinkende geur. Schimmels zijn en echte sluipmoordenaar die vaak onopgemerkt zijn gang kan gaan. Dit soort hoefproblemen worden doorgaans door de hoefsmid of hoefbekapper opgemerkt. Typerend voor een schimmelinfectie is een wit/grijs korrelige structuur van de hoefwand met erin een zwarte streep/pit. Dit gebied dient opengesneden te worden zodat er zuurstof bij kan komen, minder viezigheid in blijft zitten en u als eigenaar de aangedane plekken beter kunt schoonmaken en behandelen.
Doorgaans duurt de behandeling van deze aangedane gebieden enkele weken tot maanden. Het succes van de behandeling staat en valt met het zorgvuldig uitvoeren van onderstaande tips en trucs.
Zuid Gelderland & Noord Limburg:
O.a. Milsbeek – Groesbeek – Berg en Dal – Malden – Overasselt – Afferden – Bergen – en omgeving
Ven-Zelderheide voor consulten op werklocatie
Copyright All rights reserved @2024